De motorfreaks Grote Scootertest
Pagina 4
Inhoudsopgave |
---|
De motorfreaks Grote Scootertest |
Pagina 2 |
Pagina 3 |
Pagina 4 |
Pagina 5 |
Pagina 6 |
Pagina 7 |
Pagina 8 |
Pagina 9 |
Pagina 10 |
Onder de rook van Charles de Gaulle
Maar niet vóór allereerst teleurgesteld te worden. Een op het laatst ingeplande circuitdag betekent dat het normaliter vrij toegankelijke circuit onder de rook van luchthaven Charles de Gaulle tóch gesloten is voor bezoek. Maar ja; zouden we daar dan voor niets een halve dag voor gereisd hebben? Precies met dat argument op zak “Ja nee, we zijn Journalisten uit Nederland en komen, speciaal met deze tot in de puntjes geprepareerde monsters, dat hele eind hier naartoe gereden om te ontdekken dat we onverichter zake weer naar huis kunnen…” en kennelijk zijn zélfs Fransen daar gevoelig voor: Om zes uur is het programma afgelopen; als we dan weer terug zijn moet er wat te regelen vallen. Precies voldoende tijd voor ons om wat bagage te dumpen en alvast wat camerawerk te monteren. Dat wil je niet doen in een paddock zonder schaduw, met je overall aan en een tikkende klok.
In tegenstelling togen de mannen richting superluxe F1 onderkomen om aldaar, in de schaduw, spijkerbroek en onder het genot van een blik fris het hele circus op te tuigen. Eenmaal terug bij het circuit zijn de blikken van omstanders niet te weerleggen. Mooi, we worden opgemerkt. Daar gaat het toch uiteindelijk om met deze poserfietsen. Nogmaals bevestigen en jawel; als de laatste sessie geweest is kan de Motorfreaks Testcrew bezit van de baan nemen. Zo heb je niks; zo heb je een heel circuit voor jezelf. Het zou toch slechter kunnen. Eenmaal op pad wordt al snel duidelijk dat achter de ruit van de Aprilia niet de meest begerenswaardige plaats is. Aangezien er weinig warm te rijden valt worden de bandjes niet ontzien en per direct gepoogd de baan zo snel mogelijk te leren kennen. Dat resulteert de eerste ronden weliswaar in een zeer bijzondere lijn, een paar “waar-is-die-kl*tebaan-nou-ineens-naartoe” erlebnisse en dank op blote knieën dat iederéén nog met spiegels rijdt. Maar dan is het los.
Gaskabels tot het uiterste gerekt, rempunten verkend en gefinetuned (en een zéér jaloerse verwensing naar de anderen als zij, gezegend met ABS, voorbij komen zeilen. Zeker met deze bandenmaat is té hard knijpen niet aan te raden) en alles, maar dan ook álles wordt uit de kast gehaald om het ding nog enigszins iets van vlot stuurgedrag te laten vertonen. De Aprilia weert zich kranig, maar wordt er niet rustiger op. Het vlotte stuurgedrag wat in de stad zoveel voordeel biedt, wordt nu meer en meer een heikel punt, want verzitten is verplicht. Al is het alleen maar om uiteindelijk nog enigszins met een complete motor weer in de paddock te staan. Aan weerszijden worden bekende geluiden van einde-grondspeling steeds vaker hoorbaar. Hop, daar komt Ed met zijn Suzuki stadsbus. Nou heeft hij weliswaar een flinke handvol om ook die op een gentlemanmanier de baan af te sturen, maar het ziet er al een stúk stabieler uit. En als híj gas geeft gebeurt er ook wat..Een kleine twintig minuten later wordt de schade ogenomen. Waar de Yamaha boven verwachting scoort en slechts links en rechts wat plekjes op de middenbok vertoont, is bij de Suzuki de onderkuip aan de beurt geweest. Evengoed spant de Aprilia de kroon, met rechts een ‘bijgewerkte’ uitlaat en links, geloof het of niet, zowaar slijtplekken op de aandrijflijn. Kan niet zeggen dat ik mijn best niet gedaan heb.
Voor wat betreft de aandrijving van de scooters werd door alle drie merken een verschillende configutatie gekozen. De Aprilia was de minst krachtige van dit trio en dat is ook niet vreemd, het is per slot van rekening de enige ééncilinder in dit gezelschap. Suzuki koos voor een voorovergekantelde paralleltwin, en Yamaha constureerde een wel heel erg bijzondere tweecilinder. Door een derde cilinder als balansas toe te passen rijdt de motor namelijk als een Boxermotor (zie ook de T-Max pagina). Met 55 Pk heeft de Suzuki het meeste vermogen, wat op straat ook goed te merken was: de Burgman beschikte met 187 km/u over de hoogste topsnelheid. De 43,5 Pk sterke T-Max 500 was goed voor 182 km/u, en de Atlantic 500 kwam niet verder dan 173 km/u. Zeker geen slechte waarde als je in ogenschouw neemt dat de Aprilia het met 'slechts' 37,4 Pk moet doen.
Dat de T-Max op het circuit zou uitblinken was eigenlijk geen verrassing. Het is zondermeer de meest sportieve motorscooter van dit gezelschap en dat was op Carole zondermeer te merken. Geschoeid op Dunlop Sportmax banden was de motor het hardst (en met het meeste gemak) over de baan de jagen. Na afloop was ook enkel de middenbok die wat gewicht had verloren, verder konden we de scooter nergens op betrappen. De Aprilia daarentegen had niet alleen het minste vermogen, maar ook nog eens de minste grondspeling. Van rechts moest de uitlaat er aan geloven, van links de beschermkap van aandrijfunit. En de Suzuki? Die wist op het rechte stuk zondermeer de hoogste snelheid te noteren, had de meeste 'punch' vanuit de bocht, maar de beperkte grondspeling (kuip aan de grond) samen met het redelijk flexibele rijwielgedeelte maakte dat het 'oppassen geblazen' was in de vele bochtencombinaties.