Zoeken

Test: Kawasaki Ninja 500 SE

Lekker sportief

16 juli 2024

Ze hadden het gezegd tijdens de presentatie, dat de nieuwe Ninja 500 een veel breder publiek aan zou spreken dan z’n voorganger Ninja 400. Breder, omdat naast de beginnend motorrijder en vooral ook motorrijdster (bij de motorrijscholen is tegenwoordig 1 op de 3 een vrouw) voor wie de motor onderdeel van de groeiladder is, de Ninja 500 ook de groep zou aanspreken die op zoek is naar een motor
Qua looks absoluut een blikvanger, zoveel complimenten als we kregen. Het bekende Kawa-TFT

Zithouding is best ruim voor een 'kleintje' Supersport. Afdekkap voor de duozit is onderdeel Sport-pakket

De SE-versie heeft standaard een sleutelloos contact. Striping op de velgen maakt 't af

Zeker in KRT-kleuren is 'ie supervet. Tankje is klein, maar de actieradius is zeer groot
waarvan ze jarenlang plezier zullen hebben zonder de behoefte om level-up te gaan. Nu hadden we precies dát zes jaar geleden al van de Ninja 400 gezegd, dat ’ie echt van alle markten thuis was, maar in Alicante hadden we ontdekt dat de prestaties van die Ninja 400 klein bier waren vergeleken met wat Kawasaki met de Ninja 500 had gerealiseerd. En dus keken we er naar uit om de motor in eigen land aan een uitgebreide test te onderwerpen. Dat plus een circuittest later dit jaar op het Franse circuit Ecuyers, dat de laatste jaren al ons vaste honk is geweest voor circuittesten van A2-Supersports, maar dat even terzijde.

Terwijl ik vanuit Kawasaki’s hoofdkwartier in Hoofddorp met de Ninja 500 naar huis rij denk ik terug aan het gesprek dat ik met verkoopmanager Theo Kruythof heb gehad, die mij vertelde dat de Ninja’s het dit jaar boven verwachting goed doen. “Er is iets opmerkelijks aan de hand in motorland”, zegt Theo. “We hebben altijd veel meer Nakeds dan Supersports verkocht, maar dit jaar zijn ‘motoren-met-kuip’ weer helemaal hip en niet aan te slepen. Pak nou de Ninja 650, daar hebben we er dit jaar bijna het dubbele van verkochte dan vorig jaar, ondanks dat die al een poosje meedraait. Bij de Ninja 400 lag de verhouding ten opzichte van de Z400 ongeveer op 1 op 3, dus 30 Ninja’s op 100 Z’s, maar we zien nu dat ze qua verkopen ongeveer gelijk op gaan. Waarom dat zo is, geen idee.”

Het gesprek, hoe interessant het ook was, had eigenlijk te lang geduurd - herstel… ik had gewoon eerder van huis moeten gaan – want inmiddels is de avondspits al begonnen en dat trekt een streep door mijn plan om lekker sportief binnendoor naar huis te knallen. Er is nu al te veel verkeerEr gaat toch niets boven een motor die je echt he-le-maal kunt uitmelken op de weg en dus maakt ‘lekker sportief’ baan voor ‘meegaan als het moet en gaan als ’t kan’. Dat begint heel netjes, maar het bloed kuipt toch waar het niet laten kan en al snel bevind ik me tussen de twee doorgetrokken strepen in en rij daar waar het kan langs de kolonne aan auto’s af. 

Het gemak waarmee de Ninja 500 tussen het verkeer laveert is sprekend voor dit soort lichte motorfietsen, maar het gemak waarmee een rits auto’s kan worden ingehaald is minstens zo indrukwekkend. Begrijp me goed, het is geen ‘hou goed vast anders knal je er van af’, maar in vijfde versnelling zul je amper hoeven te schakelen om dat trage verkeer voor je in te halen en de Ninja is daarbij zó licht en wendbaar dat het kleinste gaatje genoeg is om je ergens tussen te proppen. Da’s misschien niet zo netjes ten opzichte van dat andere (koekblik) verkeer, maar ja… het had ook kunnen regenen of stervenskoud kunnen zijn en dan waren zij in het voordeel geweest.

Beduidend sterker

 

Naarmate de kilometers onder de wielen van de Ninja 500 door rollen raken we steeds meer onder de indruk. Waar bij de Ninja 400 het feest zich beperkte tot lekker knallen over bochtige en vooral ook smalle wegen (hoe bochtiger en smaller, hoe beter) binnendoor of een dagje circuit op Micky Mouse baantjes, laat de Ninja 500 zien ook onder alledaagse omstandigheden z’n mannetje te staan. En dat is niet vreemd: de Ninja 500 doet wat wendbaarheid absoluut niet onder voor de Ninja 400, maar is van onderuit Omdat met een langzame motor snel rijden veel leuker is dan andersomwel beduidend sterker dan z’n voorganger, waardoor de motor in alledaagse situaties veel gemakkelijker te rijden is. Maar het wordt nog leuker, want ondanks dat het tempo nog steeds als ‘best vlot’ kan worden omschreven leert een blik op het TFT-kleurendisplay me dat de Ninja lekker zuinig met brandstof om gaat: 1 op 30 volgens de verbruiksmeter.

Ook op het klein stukje A12 en A2 tot Vianen, dat inmiddels volledig is dichtgeslibd, weet de Ninja 500 te overtuigen door met speels gemak tussen de auto’s door te rijden en daarbij indien nodig vlot van baan te wisselen. Zelfs wanneer de ruimte supersmal is – al dan niet bewust om de motorrijder te hinderen – door de spiegels in te klappen (wat trouwens zelfs onder het rijden heel gemakkelijk gaat en zelfs het kleinste gaatje volstaat om doorheen te rijden.

Met de verbruiksmeter op 1 op 30,4 besluiten we de tank in min of meer dezelfde rijstijl als de eerste rit leeg te rijden via een route geheel binnendoor naar Limburg en weer terug. Het tempo is vlot-sportief, ofwel lekker vlot zonder de 451 cc paralleltwin volledig uit te melken. Dus schakelen zo tussen de 6.000 en 8.000 tpm, proberen zo min mogelijk te remmen en de motor te laten rollen en pas op het allerlaatste moment terug te schakelen. Rotondes in z’n vierde versnelling slikt ‘ie als zoete koek, zelfs wegrijden in derde versnelling wordt de Ninja niet kriegelig van. Het mooiste is dat, ondanks dat – buiten de bebouwde kom – geen enkel moment de maximum toegestane snelheid is nageleefd, zich niemand aan het toch wel vlotte tempo heeft gestoord. Zo zie je maar weer hoe alles door beeldvorming wordt bepaald.