Zoeken

Test: 1956 Montesa 125 Sprint Racer

Race on Sunday

5 oktober 2022

Om zijn aanwezigheid in de Britse showroom te promoten, keerde Montesa terug naar het eiland Man, met vier machines maar slechts één rijder. Cama lag ziek thuis ziek met tyfus, Elizalde en teamgenoot Juan Bertrand mochten Spanje niet verlaten vanwege militaire dienstplicht en Soler Bultó trouwde op de dag van de TT-race. De Britse rijder Eric Hardy schrok zich op de tweede trainingsdag op de Montesa een dusdanig hoedje dat hij zich terugtrok uit de race. Kiwi Peter Murphy daarentegen maakte een zeer sterke indruk in de vrije training, maar ontving op de ochtend van de race een telegram Dit was het oorspronkelijke ontwerp van de 125 Sprint. Uiteindelijk zou de racer een badkuipstroomlijn krijgenvan Nieuw-Zeelandse ACU, dat zijn reiskosten had betaald, met daarin de instructies niet met de Montesa, maar enkel met de 500 Manx Norton te racen waarvoor ze hem hadden betaald. 

Hierdoor bleef er slechts één Montesa-inschrijving over in de 125 cc TT van de Gibraltarese rijder Johnny Grace (wiens echte naam Juan Garcia was), een goede vriend van Paco Bultó. Hij eindigde op een opmerkelijke 7e plaats in de eerste race op de Clypse Course, achter de fabrieksmachines van NSU en MV Agusta, maar was wel de eerste tweetakt voor vier EMC Puch eencilinders en een paar MV-privérijders. Vervolgens behaalde hij de 10e plaats en een zilveren replica in de Senior TT, die later die week werd gehouden op de meer angstaanjagende Mountain Course op zijn privé Manx Norton - een hele prestatie.

Dit en de overwinning van Johnny Grace de week daarna in de Grand Prix van Lyon in Frankrijk, evenals andere successen in straatraces die in heel Spanje toenamen nu de economie van het land eindelijk begon te groeien, bracht de verkoop van Montesa in 1956 ruim voorbij de mijlpaal van 5.000 units, met 7.081 motoren geproduceerd door 333 medewerkers. 1955 Madrid Retiro 125. John Grace (5) in de achtervolging op Paco Gonzalez (2), beide op MontesaMontesa was nu niet alleen de grootste motorfabrikant van Spanje, maar ook een belangrijke werkgever in Barcelona.

In 1995 overtuigde Bultó Permanyer om het jaar daarop een volledige fabrieksaanval op de Isle of Man TT te doen, omdat hij van mening was dat de Clypse Course veel gunstiger was voor de tweetaktmotor van Montesa dan de 37,7 mijl lange Mountain Course. Alleen de klim vanaf Signpost Corner naar Creg-ny-Baa was in het voordeel van de zwaardere viertakten dankzij het betere koppel. De rest van het circuit geloofde Bultó dat de tweetakt Montesa’s hun mannetje zouden staan. Bultó ontwierp daarvoor een herziene versie van de Sprint productieracer, nog steeds met inmiddels verouderde plunjer vering met instelbare dempers, maar met een zeer opmerkelijke stroomlijn die door Paco Bultó zelf was getekend en helemaal tot het voorwiel doorliep. Type badkuip, maar met een zeer scherp hellend windscherm dat als een winddeflector fungeerde om de lucht over de helm van de rijder te sturen, in plaats van de vlak scherm waar de coureur zich achter moest opvouwen. 

De telescoop voorvork, eveneens door Bultó ontworpen, was minstens zo slim bedacht. In plaats van het gat voor de wielas onderin de onderste vorkpoot te voorzien was aan de voorkant van de vorkpoot een nok voor de wielas voorzien en stak de poot nog voorbij die nok door. Dat bood twee voordelen: enerzijds kon door het scharnierpunt voor de vork te houden de wielbasis kort worden gehouden, in dit geval slechts 1.260 mm, anderzijds konden in de voorvork nu langere veren worden gebruikt,Ik snap nu heel goed hoe al die basketballers zich moeten voelen met betere vering tot gevolg. Beide 18” wielen waren van relatief kleine 160 mm trommelremmen voorzien, krachtig genoeg om een zeer lichte en lage fiets van slechts 55 kilo droog zonder kuipwerk – 62 kg inclusief de kuip – tot stilstand te krijgen.

De luchtgekoelde 124,98 cc tweetaktmotor had een Montesa traditionele boring x slag van 51,5 x 60 mm, gevoed door een grote 30 mm Dell'Orto carburateur met externe vlotterkamer die net op de vorige Sprint direct achter de aluminium cilinder was geplaatst, met dubbele uitlaten voorzien van expansiedempers en kleine deflectoren die moesten helpen het geluid te reduceren. Persberichten van de IOMTT spraken van "de fluisterende Spaanse Montesas". Een bobine zorgde nu voor de vonken en Bultó had de verbrandingskamer aangepast tot een halfbolvormig ontwerp, met een vermogen van 17 pk bij 8.000 tpm gemeten aan het tandwiel van de versnellingsbak, in de handen van Cama goed voor een topsnelheid van 165 km/u. Het benzinemengsel zoals gebruikt op Montesa's productiefietsen werd aangevuld met een externe olietoevoer op de Sprint, waarbij een afgemeten hoeveelheid olie naar de carburatie-inlaat ging vanuit een opslaggedeelte in de framebuizen, voor extra smering onder zware belasting, zoals bij die lange klim van Signpost Corner naar de Creg. Om beter gebruik te maken van de verbeterde motorprestaties, werd de vierversnellingsbak van de dat jaar geïntroduceerde Brio 91 op de GP-racers vervangen door een speciaal zesversnellingsbak met naaldlagers, gemonteerd in een aparte behuizing met primaire kettingaandrijving en gekoppeld aan een droge meerplatenkoppeling.