Test: 1956 Montesa 125 Sprint Racer
Opkomst Spaanse motorindustrie
Pedro Permanyer was een rijke Catalaanse handelaar in kolen en leverancier van stookolie, die in juni 1944 samen met de vurige motorrijder Francisco Xavier 'Paco' Bultó een 98 cc tweetakt motorfiets met drieversnellingsbak ontwikkelde, ontworpen door Bultó. Drie daarvan werden een jaar later op 17 juni 1945 op de handelsbeurs van Barcelona onder de merknaam Montesa onthuld – de naam van een middeleeuwse militaire orde die in 1317 door paus Johannes XXII in het zuiden van Catalonië werd gesticht. Op 21 juni begon de serieproductie in een kleine fabriek in Barcelona, die al snel uitbreidde om aan de enorme vraag naar Montesa producten te voldoen. Naast de meer dan 2 miljoen fietsen waren telde Ja, ik besef me terdege dat ik ontzettend voor l*l rijdt, maar hey... dit neemt niemand mij meer afCatalonië destijds slechts een handjevol motoren, bijna allemaal geïmporteerd voor de burgeroorlog, waarvan reserveonderdelen in de achterstandsregio moeilijk verkrijgbaar waren vanwege valutaproblemen. In dat eerste kalenderjaar werden 22 exemplaren van de Montesa A-45 Normal gebouwd en verkocht, wat in wezen de basis vormde van de Spaanse motorindustrie, en in november 1945 maakte Montesa zijn wedstrijddebuut in de allereerste wegrace ooit op het circuit van Montjuic Park in het centrum van Barcelona, waar hij de eerste vier plaatsen innam in de 100 cc Primer Premio Montjuic. De enorme orderstroom die hierop volgde, overtuigde vooral Bultó van de commerciële voordelen van competitie.
Voor 1946 breidde Montesa zijn assortiment uit om een 125 cc motoblok te produceren, die werd verkregen door de 98 cc uit te boren tot 51,5 x 60 mm, en met het resultaat ging racen, met een spectaculaire overwinning in de 125 cc race op de Gran Premio de Barcelona in mei 1946, de allereerste internationale wegrace ooit gehouden op het circuit van Montjuic, om dat jaar de nieuw opgerichte Spaanse 100 cc en 125 cc kampioenschappen tegen geïmporteerde tegenstanders te winnen. De straatversies van deze titelwinnaars verkochten nu als warme broodjes, ondanks de opkomst van rivaliserende merken zoals Derbi en OSSA, die ook waren begonnen met het produceren van motorfietsen. Dat laatste was oorspronkelijk een maker van bioscoopprojectoren, wiens eigenaar Manuel Giró de Spaanse nationale zijspan kampioen was geweest in de tijd van vóór de burgeroorlog, met Paco Bultó als zijn passagier! Toen Permanyer en Bultó magnetische vliegwielontstekingssystemen nodig hadden om de Montesa-productie in 1945 in te luiden, verkocht Giró hen een voorraad van 100 van dergelijke Bosch-eenheden die hij vóór het uitbreken van de oorlog had geïmporteerd Elicesio Sabugo, 4e met de tophalf Montesa in de 1953 Bilbao 125 Grand Prixmet de bedoeling zijn eigen motorfietsen te bouwen. Later begon hij inderdaad met de massaproductie van OSSA-tweetaktmodellen in 1949, nadat het succes van Montesa had uitgewezen dat er inderdaad een markt voor bestond.
In februari 1947 herstructureerden Permanyer en Bultó de holding van Montesa, door te verhuizen naar een veel grotere fabriek met drie verdiepingen die uiteindelijk 15 keer groter was dan de oorspronkelijke basis, nog steeds in Barcelona. Bultó was echter niet overtuigd van de levensvatbaarheid van de onderneming op lange termijn, dus terwijl Permanyer al zijn bestaande zakelijke belangen verkocht om kapitaal aan te trekken voor zijn 50% aandeel in het bedrijf, wilde Bultó zijn eigen bedrijf behouden dat auto-onderdelen produceerde voor de opkomende Spaanse auto-industrie. Bultó had dus maar net genoeg cash voor een plakje Montesa van 30%, waardoor Permanyer bij familie en vrienden extra geld moest lenen om zijn bezit op 70% te brengen. In 1950 maakte Montesa echter een grote vlucht, met zijn 69 werknemers die dat jaar 690 motorfietsen produceerden, oplopend tot 825 stuks het jaar erna en 1.891 in 1952, inmiddels uitgebreid tot 162 man personeel. Dit overtuigde Paco Bultó om zich fulltime op het bedrijf te Standbeeld van Paco Bultó bij het Circuit de Catalunya in Montmellorichten – en zijn betrokkenheid in de competitie uit te breiden naar alle segmenten van de tweewieler motorsport, zowel op de weg als daarbuiten. Dus reden in september 1951 Bultó zelf en teamgenoot Guillermo Cavestany op een paar nieuwe 125cc Montesa D-51-modellen in de ISDT die werd gehouden in Varese in Noord-Italië, waarbij ze beide bronzen medailles behaalden tijdens het internationale offroad-debuut van het bedrijf.
De grootste passie van Bultó was echter de wegrace motorsport. In zijn racedebuut buiten Spanje tijdens de 1948 Dutch TT in Assen finishte het driekoppige team onder leiding van zijn neef Juan Soler Bultó de race met 32 coureurs op 14 verschillende merken als vijfde, negende en tiende, wat leidde tot het debuut van Montesa in de 125 cc Isle of Man TT in 1951. Daar werd Soler Bultó de eerste man die WK-punten won op een Montesa met een gemiddelde van 63,46 mph om een respectabele vijfde plaats te behalen in een 125 cc race over twee ronden op de 37,73 mijl lange Mountain Course, met teamgenoot José Maria Llobet als zesde, achter de vloot van vier Mondials die de race domineerden. Montesa's derde rijder, tweevoudig Spaans 350 cc
Plunjer achtervering was toen al verouderd, voorvork was daarentegen zeer innovatief
Meer dan dat had je vroeger niet nodig. Moet je nu mee aankomen in de MotoGP...
Valstroomcarburateur kenden ze toen al. Zadel was trouwens zo hard als een plankkampioen (op een Velocette) Javier de Ortueta, viel uit. Twee maanden daarvoor had de X-51 125cc fabrieksmachine
zijn debuut gemaakt tijdens de Spaanse GP op het circuit van Montjuic Park, met een gastrijder die zich bij Montesa's gebruikelijke vier fabrieksrijders had gevoegd. Dit was de eerste niet-Spaanse coureur op een Montesa, in de nogal onwaarschijnlijke gedaante van
Denis Jenkinson, de bebaarde bakkenist van Eric Oliver bij het winnen van het inaugurele zijspan-WK in 1949, die later meer bekendheid zou verwerven door als bijrijder van Stirling Moss de Mille Miglia in 1955 in een Mercedes-Benz te winnen. Jenks haalde die Spaanse GP vanwege technische problemen de finish niet, Soler Bultó en teamgenoot Arturo Elizalde finishten vijfde en zesde achter drie Mondials en een Morini.
Deze successen deden de twee partners besluiten om Montesa in heel Spanje en daarbuiten te gaan verkopen, en niet alleen in Catalonië zoals ze tot dan toe hadden gedaan. In 1953 had het Spaanse bedrijf maar liefst 428 dealers in 13 verschillende landen, met de 2.635 dat jaar in de verder uitgebouwde fabriek in Barcelona geproduceerde motoren allemaal verkocht. De nieuwe Brio 90 – een sportieve versie van de D-51, met aan de achterkant gemonteerde carburateur (voorheen zat deze aan de zijkant) en dubbele uitlaten – werd dat voorjaar onthuld op de Autosalon van Genève in Zwitserland, en in 1954 verscheen Montesa voor het eerst in het Verenigd Koninkrijk, toen het assortiment sportievere modellen werd getoond op de London's Earls Court Show. Dit omvatte de eerste Sprint productieracer, een replica van de fabrieksracers die voor 1955 was uitgerust met een wulps ogende badkuip stroomlijn, ontworpen door Bultó, de eerste productiefiets ter wereld van dien aard.