Test Aprilia RSV4 RF
Op Locatie
Inhoudsopgave |
---|
Test Aprilia RSV4 RF |
Antwoord uit Noale |
Veel kleintjes maken één heel grote |
Op locatie |
Jong, wild en gretig |
Conclusie |
Technische gegevens |
Maandagmorgenblues? Dacht 't toch niet... alleen om nou elke week naar Italië te vliegen, weet niet of de baas dat goed vindt. Volgende vergadering eens voorleggen
Plaats van handeling vandaag is nummer 56. Acht man in de baan, maandagmorgen vroeg, nieuw asfalt, alles goed. En eenmaal de overall dichtgeritst valt het met de verkoudheid ook nog wel mee. We starten met ruime intervallen, dus is er geen enkele druk om eerst de baan eens rustig te verkennen. Blij hier terug te zijn, m’n eerste voorproefje van Misano, t
Bekend uitzicht, op de nummering na. Meer heb je dan ook echt niet te wensen
Lichte gesmede wielen, 200mm brede band... en niet alleen voorbehouden aan de RF
Plek zat, commentaar overbodigijdens het WDW vorig jaar, smaakte naar meer. En meer is het zéker. Niet alleen meer motor met meer ‘poef’, maar ook meer sessies en bij een veel meer normale buitentemperatuur. Dat kan nog best eens wat gaan worden.
Oh ja
Da’s waar ook, dat ding was hoog. De zitpositie en heel veel andere kenmerken zorgen voor een feest van herkenningen dat schept goede moed. Natuurlijk geeft het idee dat er goede en voorverwarmde banden onder zitten ook wel een beetje extra zelfvertrouwen, maar we moeten het maar eens gaan uitproberen. Eenmaal op de baan komt de route al snel weer terug, al is het de eerste paar doorkomsten nog wel een beetje puzzelen hoe we het een en ander aanpakken. Aan de motor ligt het in elk geval niet, die is zo braaf als een Labrador en laat zich met kinderlijk gemak sturen waar je ‘m hebben wilt. Maar wacht even… een Superbike en brááf? Moet dat niet veel eerder een incarnatie van Cerberus zijn, die je al spartelend en schreeuwend aan het spies rijgt en meesleept de diepte in? Misschien ooit wel, maar nu niet. Niet de RSV4, vroeger niet en nu niet. Nog steeds – en eigenlijk meer dan ooit- laat het ding zich rijden als een 250, maar dan met iets meer vermogen. En zelfs dat valt nog mee, in eerste instantie. Zoals vooraf al aangegeven zit de meeste winst in de top en ligt die top heel, heel ver weg. Daaronder bouwt de motor gestaag op en ook dat is mooier en gladder dan ooit, zoals eveneens gezegd. Dus gaat gasgeven gewoon redelijk lineair en bouwt het vermogen ook heel rustig op. Ondanks dat de motor een heerlijke bak geluid uit de airbox tovert zit je jezef af en toe te vervloeken dat je niet al veel hoger in toeren zit, waar de brul overgaat in de herkenbare V4-huil die je ook op televisie zo vaak ziet en hoort. Die huil is er dan ook wel, maar beperkt zich de eerste ronden voornamelijk tot de plekken waarvan je dankt ‘nu kan het wel een keertje’, zoals het onderste rechte stuk. Durf je dan eindelijk het gas echt tot de stuit te draaien én open te houden tot de wijzer ergens riochting de 14 aangeeft (nogmaals: lang leve de analoge wijzerplaat), besef je je tergelijkertijd ook dat het met die 200 pk wel mee lijkt te vallen. Lijkt ja: op dit moment is het nog zo voorzichtig en veilig dat het eerstvolgende rempunt nog comfortabel ver weg ligt en de laatst genomen bocht al ver achter je. Dan valt het inderdaad wel mee ja.