Megatrip: Retourtje Saint-Tropez
1.400 km te gaan
In de nachtelijk stilte manoeuvreer ik de FJR voor m'n huis in Akersloot (Noord-Holland). Het is een paar graden boven nul in de zachtjes dwarrelende motregen. Om 3:30 uur geeft de navigatie aan dat de afstand 1.366 km bedraagt met een reistijd van 13 uur en 18 minuten. De eerste dB's uit de demper zijn het startschot. Rijdend op de A9 word ik helemaal wakker door de koude wind. Volgepakt Na een koude start staat de zon hoog aan de hemel, maar we zijn d'r nog lang niet...met goede moed, brandstof, toilettas, regenkleding, een paar onderbroeken en wat fotoapparatuur. Het natte wegdek vereist behoedzaam stuurwerk in de bochten. Normaliter geeft het nachtelijke toeren een extra dimensie alsof de wereld van mij is. Met deze kou en nattigheid hoor ik eigenlijk in m’n warme mand te snurken.
Terwijl de eerste tientallen kilometers onder de banden glijden vraag ik me af of deze rit nog lang zal nagalmen. Vertellen we later bij een knapperend haardvuur aan onze kleinkinderen over deze moedige tocht? Of wordend we binnenkort iedere nacht gillend wakker, omdat we in onze nachtmerries niet konden ontsnappen uit een labyrint van eeuwige Franse snelwegen? Over 48 uur weten we het. De handvatverwarming doet het fantastisch. De eerste 150 km zijn een makkie. Rond 5:00 uur treffen we elkaar bij de grensovergang van Hazeldonk, nadat m'n reisgenoten uit het Westland vertrokken.
Florian meldt dat hij gisteren door z'n rug was gegaan. De chiropractor en pijnstillers boden verlichting, maar het gaat wel weer. We tanken de motoren vol. Onder het genot van zwart brouwsel vertellen we elkaar over de eerste ondervonden rijeigenschappen van de motoren. Het windscherm is eigenlijk onmisbaar bij deze temperaturen. De onderlinge gedrevenheid voor de missie werkt aanstekelijk.De trein dendert voortDe kolenschoppen van Daan ondervinden trouwens nog geen echte last van de kou. Ik mik mijn doorweekte handschoenen onopvallend in de magnetron van het tankstation. Als ik die weer aantrekt schieten tintelingen van intens geluk door m'n handen omhoog.
We besluiten dat voorlopig ieder op zijn eigen motor blijft rijden. De rit door België is in eerste instantie goed te doen tot we gaan klimmen in de Ardennen. De temperatuur schommelt daar rond het vriespunt en het wordt serieus koud. Met de handvatverwarming van twee motoren op de grill-stand rijden we uit de ochtendschemer. We houden korte stops om de motor en onszelf af te tanken. Daan en ik wisselen van motor. Florian ontziet z'n rug het beste door op de K1600 te blijven. Z’n grote windscherm biedt comfort. Ik mis na een kwartiertje de gloeiende poken op de FJR. M'n vingers druk ik dicht tegen elkaar om de geringe warmte zo goed mogelijk vast te houden. De gebruikelijke ochtenddrukte op de snelweg richting Metz neemt toe. Om zo min mogelijk wind te vangen ga ik plat op de tank liggen. Mijn ellenbogen laat ik op de knieën steunen. Het heerlijke sturen en de harde tegenwind op de groene gifkikker compenseren de kou een beetje. Deze motor vergt aandacht wat zich vertaalt naar dynamisch rijplezier.
De kou decimeert onze concentratie in het verkeer. Ik kan het niet laten om af en toe het gat tot m'n rijkompanen enkele honderden meters uit te rekken en dan terug te katapulteren. Dat resulteert dan in een grijns, tranen en een vloek, want m'n vingers schreeuwen om warmte. M'n achterwerk begint langzamerhand ook zeer te doen. Dat belooft nog wat aangezien we nog maar op een kwart van de reis zitten.
Goed eten is een devie, dat we ter harte nemen. Dat wil zeggen, binnen de tankstation-opties
Goed rusten ook
Behalve de handen valt de mate van verkleuming redelijk mee. Lekker is anders. Op de eerste overzichtelijke snelweg in Frankrijk draaien we de gashendel open. Regelmatig tot gaan we over de 200 km/u.
De Kawa voelt dan als een gecontroleerde tornado. De BMW en de Yamaha doorklieven moeiteloos weer en wind. Kort daarna bestijg ik de FJR weer na lichtelijk smeken bij Daan. Zullen pijnstillers ook tegen de kou helpen? Ter hoogte van Metz nemen we wat langer pauze en zien bij het opstappen dat we nog ruim 850 km voor de koplampen krijgen. De G-krachten, mede veroorzaakt door tussentijdse acceleraties, veroorzaken bij ieder van ons een adrenalinestoot. De temperatuur is inmiddels gestegen tot zo'n graad of 8. We zijn alle drie vol goede moed, afgezien van de kou en spinale klachten van Florian. Bij de stops houden we het thuisfront op de hoogte van onze vorderingen. Ze maken zich zorgen. Door de bank genomen voelen we ons ter hoogte van Dijon nog steeds oké. Doorrijden dus. Ledematen en lijf protesteren weliswaar, maar het is allemaal niet ondraaglijk. Omwille van een pijnlijke rug en de nodige rust stoppen we frequenter. In de middag schommelt het kwik inmiddels rond de 12 graden en de hemel begint blauwe gaten te vertonen. Drie duimen gaan in de rijwind fier omhoog zodra de zon volledig doorbreekt. De vermoeidheid neemt echter wel langzaam toe. Wat nu nog telt is gedisciplineerd kilometers vreten, want we hebben er nog zo'n zeshonderd voor de boeg. Nu de regen en kou achter de rug zijn, wordt het algehele rijden wel een stuk plezieriger.
Aan het eind van de middag beukt de wind tegen onze vizieren als we weer eens flink gasgeven. De gashendel is een betere Energizer dan inktzwarte koffie. Bij iedere stop rekken en strekken we de lijven goed. We eten steeds maar een beetje om een energiedip te voorkomen. Inmiddels hebben we een veld koffiebonen opgezopen. We vragen regelmatig aan elkaar waar we last van hebben en hoe het gaat. De bekende symptomen die bij monsterritten horen voelen we alle drie. Regelmatig terugkomend ritueel, waarbij niet de actieradius de doorslaggevende factor is, maar de afdeling rek&strekDe sluipende uitputting blijft gelukkig uit. Onderweg wisselen we regelmatig van koppositie en motor. We houden elkaar in de gaten voor knikkebollen of slingeren. Kilometer na kilometer wordt gevreten. We krijgen het euforische gevoel er bijna te zijn.
Op de een of andere manier verwacht ik ieder moment, tegen beter weten in, de Middellandse Zee te zien. De natuurlijke begroeiing krijgt al mediterrane trekjes, hetgeen we automatisch associëren met vakantie. De reis begint z'n tol te eisen. Ik begin behoorlijk rozig te worden. De magische grens van duizend kilometer wordt gepasseerd. De haan in ons mag nu best even triomfantelijk kraaien. Al is het maar om wakker te blijven. In de avond ligt het kwik onder een strakblauwe hemel rond de 18 graden. Om 19:18 uur tanken en rusten we ter hoogte van Montélimar. Verkreukelde koppen verraden zestien reisuren. Even later staren we naar een navigatiescherm dat nog 271 km tot de mondaine badplaats aangeeft. Dat is ruwweg nog altijd 1/5 deel van de totale afstand. Ongeveer een rit van Alkmaar naar Keulen.
Vanochtend ontnam de kou gedeeltelijk onze concentratie. Nu is het warme motorpak in combinatie met vermoeidheid de oorzaak. De bekende man met de hamer staat bij iedere hectometerpaal en deelt z'n tikken uit. Er is amper verkeer op de uitgestrekte snelweg. Nog steeds geen haven in zicht, waardoor de rit stroperig wordt. Bepaalde rijpijnen nemen toe, maar het bizarre is dat deze gaandeweg de rit ook weer wisselend afnemen. De angst om door verkramping als roadkills op het Franse asfalt te eindigen was dus ongegrond. Met nog 37 kilometer te gaan verlaten we rond 21:30 uur de snelweg bij Le Muy. Hét moment waar we rijkhalzend naar uit hebben gekeken: "verlaat de snelweg..."Via de provinciale D25 richting Saint Maxime. De verandering van wegdek en directe omgeving zorgt voor een welkome opleving tussen de oren. Nog even, mannen, en dan zijn we op het eindpunt. Vanaf Saint Maxime slingert het laatste stukje asfalt heftig door de pikdonkere heuvels. Florian en Daan ontladen zich middels een gewaagde demarrage langs beboste klippen. Vanwege de stuurbehendigheid waarmee zij de ontelbare bochten nemen raak ik achterop.
Het voelt erg lekker aan om weer eens met de motor te moeten werken. Al voel ik er verder weinig voor om aan een druppellader in het ziekenhuis te eindigen. Broederlijk staan beide mannen een paar keer op mijn aansluiting te wachten om vervolgens de nachtelijke achtbaan weer in te duiken. Bijna een uur nadat we de snelweg hebben verlaten rijden we het verlaten Saint-Tropez binnen. Eindelijk, we ruiken en zien de zee! Rond 22:30 uur staan we in het wereldberoemde jetset haventje. Amper een mens op straat, klapperende mastkabels, voor het merendeel gesloten etablissementen en afgesloten plezierjachten. Geen champagneontvangst. Alsof we te laat zijn. Na een reis van 19 uur voelt de overgang van een kil Nederland naar een Côte d'Azur surrealistisch. Verreisd, geïmponeerd en vermoeid, maar bovenal beretrots. We toasten met een cocktail van persoonlijke voldoening.