Test: Yamaha MT-09 Tracer
Dashing
Inhoudsopgave |
---|
Test: Yamaha MT-09 Tracer |
Minder is meer |
Dashing |
Aansluiten |
Conclusie |
Technische gegevens |
De Tracer is gericht op sportief toerwerk en dat betekent dat deze gifkikker is voorzien van praktische zaken om het toercomfort te vergroten, zoals een tophalf, hele mooie handkappen en een ruit. Dat geeft de motor ook gelijk een heel andere look. De tophalf maakt de motor breder en stoerder, terwijl de scherpe vormgeving van de kuip en de ietwat boos kijkende koplampen hem een lekker agressieve uitstraling geven. Die koplampen zijn op zich ook weer bijzonder, want de Tracer heeft nu naast de LED achterlichtunit ook LED koplampen met LED positielichten. De koplampen zijn eenvoudig te verstellen met twee draaiknopjes. Die bevinden zich links en rechts van het volledig digitale dashboard, dat zo van de XT1200Z Super Ténéré lijkt te zijn geplukt. Het bestaat in feite uit twee displays, waarvan de linker de belangrijkste rijinformatie geeft en de rechter de meer gedetailleerde info, zoals een versnellingsindicator, een tripmeter, een km-teller, een reservestand-tripmeter, de verstreken tijd, de luchtinlaattemperatuur, de koelwatertemperatuur en/of het gemiddelde brandstofverbruik. Ook is de stand van de handvatverwarming erop af te lezen, als je die accessoire tenminste hebt laten monteren. Heel handig is verder dat er pal naast het dashboard een 12 Volt stopcontact is gemonteerd, terwijl er aan de andere kant nog een kan worden bijgeplaatst, zodat je bijvoorbeeld én een navigatiesysteem én verwarmde handschoenen kunt aansluiten. Verder zit er links op het dashboard een knopje waarmee je de tractiecontrole aan of uit kunt schakelen. De ride modes - die ietwat zijn aangepast om ze aan het toergerichte karakter van de Tracer af te stemmen - zijn via een schakelaar op de rechter stuurhelft te bedienen. De STD-mode is de Standaard mode, de B-mode is de toer- of regenmode, de A-mode is de "crazy mode", waarin de driepitter het felste reageert.
Sprintmonster
De D-modes mogen dan licht zijn aangepast om de motor wat smeuïger te maken, dat betekent niet dat deze er tam van is geworden. Bepaald niet. Wat een heerlijk sprintmonster is dat! Het lijkt niet uit te maken bij welk toerental je de gaskraan open schroeft, hij trekt altijd zijn grote scheur open en voegt daar de acceleratie bij die het scherpe, sonore geluid doet veronderstellen. Zelfs van onder de 3.000 tpm brult hij er in de lagere versnellingen met een opwindende acceleratie vandoor, daarbij een lekker rauw en zeker niet te braaf geluid uit de ten behoeve van de standaard middenbok verbouwde, onder het blok geplaatste uitlaatdemper emitterend. Die grom gaat over in een woedende snerp als je de digitale toerenbalk boven de 8.500 tpm laat vliegen, waarbij de driepitter zijn maximale trekkracht bereikt. Maar ook dan lijkt de sensatie nog aan te zwellen. Zelfs tot ver voorbij 10.000 tpm, waar het topvermogen van 115 pk wordt bereikt. Wat komt dat vermogen er lekker uitrollen! En dat zonder dat het rauwe karakter vervelende trillingen oplevert. Rond de 6.000 á 7.000 tpm voel je wel eens wat in de voetsteunen en het zadel, maar niet in de handvatten en dat is knap.
Wat ook knap is, is hoe beheersbaar het blok is. Dat is het resultaat van de aanpassingen van de D-mode karakteristiek. In de STD-mode is vooral de gasreactie wat beschaafder geworden, zodat je niet met een backflip achterover van de motor kukelt als je in de bocht probeert een streepje gas bij te geven. In tegendeel. De driepitter reageert nog altijd lekker direct naar het gas, maar neemt het gas wel netjes en soepel op, zodat je halverwege heel netjes het punt van de gasgreep kunt vinden waar de motor van remmend vermogen op trekkend vermogen overgaat. De overgang levert slechts een klein schokje op. In de A-mode gaat het allemaal wel iets feller, maar eigenlijk zie ik daar het nut niet zo van in. Met een goede doseerbaarheid ben je feitelijk sneller omdat je meer controle hebt en eerder gas kunt gaan geven.