Test Ducati 1199 Panigale S Tricolore
Van regen
Inhoudsopgave |
---|
Test Ducati 1199 Panigale S Tricolore |
Van regen |
...via drup |
...naar zonneschijn |
Conclusie |
Technische gegevens |
Nou goed, de timing was er ook naar. Het nieuws van de overname kwam pal voordat de motor voor Motorfreaks was ingepland en wegens het –door omstandigheden- niet doorgaan van een circuittest viel het oorspronkelijke plan in het water. ‘Wat zullen we er dan mee doen?’ “Tja, je zou Audi eens kunnen bellen”. En zo geschiedde. En al spookte het idee van een vergelijk nog snel even door ons hoofd, qua uitvoering zou dat gegarandeerd toch spaak lopen. Wat zou je dan vergelijken; het “wat koop je voor 32 ½ duizend Euro op één adres” of “wat is nou het allergeilste dat beide takken te bieden hebben”? in geen van beide gevallen was het de RS3 geworden en op een dergelijk korte termijn heb je niet veel keus. Dan maar gewoon leuk een dagje stoeien met wat je wél kunt krijgen, nietwaar? Waarvan akte.
Deze krampachtige kapstok heeft dan ook totaal geen invloed op de ervaringen opgedaan met een Panigale op Vaderlands wegen, datgene waar het uiteindelijk om draait. De circuitintroductie is geweest, alle media melden wat een kanon de nieuwe Duc is en volgens velen de ‘bike to beat’. Naar alle waarschijnlijkheid is dat dan ook wel zo, terecht of niet. Zelfs als het niet zo blijkt te zijn is er namelijk nog de factor ‘wilikhebbe’ en die heeft hoe dan ook een enorm groot aandeel. Al is de gedoodverfde concurrent, BMW’s S1000RR, ook nog best posterwaardig, dit is nou eenmaal een Ducati en bovendien onbereikbaar duur. Dat maakt een hoop goed. In hoeverre dat gevoel terecht is bepalen we nu direct.
De eerste indruk kan ook haast niet dramatischer zijn. In de stromende regen met een gangetje van 60 achter een Audi aan rijden die niet in kan halen is niet waar een Ducati van droomt. Er valt genoeg aan te merken, waaarvan sommige zaken terecht. Dat het rubber van de handgreep links maar half vastzit is slordig, maar waarschijnlijk exemplarisch. Opvallender is hoe zeer je met de edele delen tegen de achterkant van de tank aanglijdt. Dat wordt wel versterkt door het dragen van allweatherkleding en een gebrek aan snelheid, maar ook onder andere omstandigheden zal dat terugkomen. En zo kom je ook tot de ontdekking dat de knieën daar weinig aan kunnen doen. Hoe zeer die in de uitsparingen vallen is een kwestie van lichaamsbouw (ondergetekende heeft een perfect modale 1.80 mee te torsen en past zonder problemen in een maatje 50-52) en zithouding waarbij het –wederom logisch- beter wordt naarmate er fanatieker in racehouding gereden wordt. Keerzijde hiervan is echter dat dit maar zelden voor komt onder meer aardse omstandigheden. Bovendien zijn we daarbij nog niet bij het echte probleem beland: Ducati’s fameuze superlichte kuipdelen zijn zoals gebruikelijk zó dun dat ze moeiteloos meebuigen zodra je daar met de knie kracht op uitoefent. Het wordt dus nog een uitdaging om de polsen te ontzien. Wat wel voor de Duc pleit is de zithouding in z’n algemeen; vergeleken met de 1198 is de Panigale een stuk korter en tegelijkertijd ruimer; het ding is zó compact dat je aan alle kanten onwijs veel bewegingsvrijheid hebt. En meer; de Duc is niet zo hoog als een RSV4 en wel nog een factor smaller. En waar de Japanners nog steeds de voetsteunen liefst zo hoog mogelijk plaatsen (de een wat meer dan de ander, maar daarover in een ander artikel meer) zit je op de Duc opvallend... makkelijk. De voetsteunen staan wel merkbaar enkele centimeters verder naar áchter dan de concurrentie. En dat is ook zonder nog geen week geleden drie van die concurrenten aan de tand gevoeld te hebben wel te merken. Zóveel dus. Het gebrek aan dimensie in de breedte vult het aan en maakt de Duc tot een bijzonder goed ding om op te zitten. Met de voeten waar ze horen valt van enigerlei uitstekende delen ook weinig meer te merken. Stilstaand is dat anders, dan is rechts het reusachtige koppelingshuis te voelen terwijl links de boven uit de schokbreker stekende stekkers in je dijbeen prikken. Zou best nog eens kunnen dat daar een volgend modeljaar haakse stekkertjes op verschijnen, kost niks en valt wel onder het kopje afwerking waar BMW nou juist weer heel goed opgelet heeft. Nog zoiets; probeer met racelaarzen eens de zijstandaard uit te klappen vanuit het zadel...
Nieuwe techniek, nieuwe styling, nieuwe alles. En dan is nog steeds het neusje van voren uit duizenden herkenbaar. Dát is pas knap