Vergelijk Ducati Hypermotard 796 en Aprilia Dorsoduro 750
Ik heb de zomer in mijn bol
Inhoudsopgave |
---|
Vergelijk Ducati Hypermotard 796 en Aprilia Dorsoduro 750 |
2: Ik heb de zomer |
3: Welles, nietes |
4: Ed's visie |
5: Playstation |
6: Conclusie |
7: Technische gegevens |
Let’s rock! Ondanks de ijzige kou en de nog maar net begaanbare wegen sta ik te popelen om met de nieuwe Hyper op pad te gaan. Volgens de verhalen (waaronder uiteraard de introductie van onze Tor) moet de motor vooral makkelijker zijn en dat wil ik aan den lijve ondervinden. Als ik terugdenk aan de 1100 staat me nog wel de bijzondere zithouding en het monsterlijk potente blok in het geheugen. Duidelijk geen supermoto was de conclusie, daarvoor had de Hyper nog veel te veel uit het supersportbakje gegeten. Maar dat betekent niet dat er niets mee te doen zou zijn. De trend van de laatste jaren is juist dat er minder écht supersport gereden wordt en meer gekozen wordt voor naked en allroad. Toegegeven, de motorrijder vergrijst, maar aangezien ze dat zélf nooit toe zullen geven hebben genoemde motoren een lift en steroïdenkuur gekregen waar je U tegen zegt. Voorbeelden als Triumph Speed (of Street) Triple en Ducati Streetfighter liggen voor de hand. Wél de prestaties en het stuurgedrag, net niet de verplichte rolmopshouding. Nog ietsje relaxter wordt het als je –zoals de allroads- de zithouding nog eens wat meer uitrekt. Ineens zijn klachten over verschoven knieschijven en missende meniscussen verleden tijd en wordt het menigeen echt moelijk om achter een ontketende allroadridder aan te blijven kleven. Alleen, ja… die veelal vage bandjes op nog vagere maten he. En vergeet niet dat voor hele volksstammen de associatie met BMW’s GS nog net als brug (brug? Wat heet! Maak daar maar Suez-kanaal van) te ver wordt gezien. Je moet wel kunnen sturen natuurlijk. Enfin, ziedaar de steeds sneller groeiende tak van ‘straat-sm’s’. wél het vermogen, wél de wegligging, óók de zithouding. Do-de-lijk.
En terugkerend van deze hersenscheet bij de Hyper, zo ongeveer werd ook Ducati’s interpretatie ingeschaald, ware het niet dat de geometrie ondanks de lange veerwegen nog steeds ernstig extreem was, zeker in combinatie met de vermogensafgifte van het dikke tweecilinderblok. Een streepje gas was veelal genoeg om het voorwiel met raketsnelheid richting hemel te sturen en dat is weliswaar leuk, maar iets controleerbaarder en voorspelbaarder zou geen slechte kwestie zijn. En zo komen we terug bij de kleine rakker, de 796. Wel een Hyper, net geen killer. Moet goed gaan.
Schoonmama
Op de terugweg van Zaltbommel, waar we de kleine mochten oppikken is de dijk westwaarts de aangegeven route, waar zich al snel de eerste openbaring tentoonspreidt: ondanks de temperatuur, ondanks de nog sterk besneeuwde berm – en dus ernstig onbetrouwbare grip van het wegdek-, ondanks de BT-016’s die niet bepaald op hun werktemperatuur zullen komen ligt het tempo nog best acceptabel. Niet alleen dat, ook de bereikte hellingshoeken zijn van dien aard dat de VFR
waar we een week ervoor nog mee op pad waren
er slechts van mag drómen. Evenals de wegligging overigens en vooral, voorál de feedback. Wat een ontzettende hoeveelheid informatie weet de niet-instelbare vork nu al door te geven! De achterkant al net zo en dat zonder plankhard overal overheen te stuiteren, zoals ons tijdens de
laatste ontmoeting met de Hyper
, nota bene in de zomer, nog overkwam. Het zou toch niet zo zijn dat deze Italiaanse Spijker nu plotseling keihard récht op zijn kop geslagen wordt? Hetzelfde geldt voor het blok, wat inderdaad – het was al gezegd- uit een ander vaatje tapt als het
poeslieve Monster 696
-blok. Laatstgenoemde zou zelfs na een echtscheiding nog op fluistertoon zoetgevooisde woorden tegen voormalig schoonmoeder uiten, de Hyper slaat haar terecht gewoon vol in het gelaat. Stukken potenter, pikt netjes op, loopt lekker door. Alleen lijkt de gearing wat aan de lange kant, wat zich uit in een hardop verbaasde bestuurder die eenmaal op snelheid nog een versnelling over blijkt te hebben en zich afvraagt of het er weldegelijk maar zes zijn of dat de fabriek stiekem een zevende gang in het blokje gefrot zou kunnen hebben. Aan vaart geen gebrek in elk geval.
Voordat we die conclusie trekken zorgen we eerst maar eens levend thuis te komen. Alle pret ten spijt blijft het geen sinecure om onderweg te zijn bij omstandigheden waar het in je koelkast aangenamer vertoeven is. En ondanks de handkappen-knipperlichten-spiegels krijg je uiteindelijk gewoon tóch kouwe klauwe. Doe je niks aan, maar onaangenaam is het wel. Zóveel wind houden ze trouwens ook weer niet van je tengels. Alsof je uberhaupt uit de wind zou zitten…daarvoor heb je toch het verkeerde type motorfiets uitgekozen. Meer nog dan bij andere Ducs zit je bij de Hyper echt bóvenop de motor. Het kleine neusje mag er weliswaar nog enigins aërodynamisch uitzien, dat zit zo ver van je verwijderd dat je toch echt gewoon met je kop vol in de wind zit. Om dat gevoel nog wat extra te versterken mis je ook de spiegels die normaliter de eerste barriere vormen tussen jou en de boze buitenwereld. Niets om je achter te verschuilen, genoemde kleinoden bevinden zich zoals we weten aan de uiteinden van het stuur. Geeft een ongekend zicht naar achteren, dat wel. Als je ze goed hebt afgesteld en stilstaat tenminste; de apparaten steken zó ver uit dat je ze te pas en te onpas inklapt, of dat nou is om je smalle steeg door te komen of dapper tussen de file te laveren (toch al zo’n situatie waarbij je toch ook wel graag achter je wilt kunnen blijven kijken). Bovendien zijn ze nou niet bepaald trillingsvrij, wederom te danken aan het scharniermechanisme en het eenvoudige feit dat trillingen juist het ergst zijn aan het uiteinde van het stuur. Maar ok, staan ze goed en tref je het, dan heb je onbelemmerd zicht op je achterliggers. Geen winterjas die daar iets tegen doet.