Zoeken

Test: Aprilia RSV4 Factory

3: Next generation now

16 juli 2009
Inhoudsopgave
Test: Aprilia RSV4 Factory
2: Tyrannosaurus
3: Next generation now
4: Hoezo zomer?
5: Conclusie
6: Technische gegevens

Next generation now

VB0222.jpg

Meest opmerkelijk is om te beginnen de zitpositie. Aprilia claimt de RSV4 vanaf een blanco vel te hebben ontworpen en daar is geen woord van gelogen. Niets, maar dan ook niets doet denken aan de agrarische en nogal forse RSV Mille, hier staat een compleet nieuwe machine. De RSV4 is zo compact en voelt zo licht aan dat het amper te bevatten is dat je met een dikke duizend onderweg bent. VB0226.jpgTerwijl er toch voldoende ruimte aan boord is voor de grotere medemens, zo is ons op de snelweg al duidelijk geworden. Als er al sprake is van overeenkomst met de oude RSV Mille, dan zal dat alleen de hoge zit zijn waarmee de RSV4 is uitgerust en maakt dat ik met mijn 1.72 meter lengte, net als bij de oude RSV Mille, maar net met de voeten de grond weet te raken. Maar dat is dan ook het enige.

Dat Aprilia met de ontwikkeling van de RSV4 Factory niet over een nacht ijs is gegaan, is de motor goed af te zien. Nu hadden we al eerder aandacht besteed aan de techniek van de nieuwe fiets, maar we willen het graag nog een keer voor je samenvatten. Het ontwikkelingsteam kreeg opdracht de ideale superbike te ontwikkelen, ongeacht de configuratie. En dus passeerden middels computersimulaties alle configuraties van twee, drie en viercilinders de revue. VB0240.jpgDaaruit bleek dat een V4 de ideale oplossing zou zijn, zeker gezien het feit dat de Italianen - voor het betere en lichtere stuurwerk - de motor het liefst in een rijwielgedeelte à la RSA250 grand prix racer wilden stoppen. Dat daarnaast de V4 het voordeel van een Twin (een breed uitgesmeerd koppel) met het voordeel van een viercilinder (een hoog maximum toerental) combineerde was mooi meegenomen.

Het 65º V4 motorblok, dat al in 2007 op de EICMA in Milaan wereldkundig werd gemaakt, werd geheel in eigen huis ontwikkeld en diende als basis van de nieuwe supersport. Een nieuw ontwikkelde cilinderkop, die volgens Aprilia nog compacter is dan van de RSV Mille, in combinatie met de cilinderhoek van 65º creëerde voldoende ruimte voor het inlaatsysteem met variabele inlaatkelken. Uiteraard mocht ook de reeds beproefde ride-by-wire techniek niet ontbreken, evenals een keuzemenu met drie verschillende mappings: T voor Track, S voor Sport en R voor Road. Niet te verwarren trouwens met de variabele mappings bij Shiver en Mana, waar S voor Sport en T voor Tour staat, precies andersom dus, maar dat even terzijde.

Was het motorblok an sich al een knap stukje techniek, bij het rijwielgedeelte overtroffen de Italianen zichzelf. Niet alleen wist men een frame, samengesteld uit geperst en gegoten aluminium delen, te ontwikkelen dat met 10,1 kg nagenoeg hetzelfde weegt als het RSV Mille frame, daarnaast is zo’n beetje alles instelbaar. VB0271.jpg En hier kijk je dan op uit. Overgenomen van de RSV 1000 (dus toch) en voorzien van een uitgebreid menu, dat echter niet uitblinkt in bedieningsgemak. Niet in de laatste plaats dankzij de onhandige schakelaar op het stuur. Balhoofdshoek, scharnierpunt van de achterbrug en zelfs de positionering van het motorblok in het frame is aan de wensen van de rijder aan te passen. Natuurlijk, voor op straat totaal overbodig, maar voor de echte coureurs onder ons en de betere verhalen in de kroeg onontbeerlijk. Daarnaast werd -  uiteraard - bij deze Factory uitvoering enkel gebruik gemaakt van de beste en duurste componenten, waaronder èchte race-Õhlins vering en Brembo Monoblock remmerij.

Nadat motorblok en rijwielgedeelte waren vastgelegd kon het ontwerpteam zich gaan richten op het design, dat zondermeer spraakmakend te noemen is. Aprilia wilde met de RSV4 een motor neerzetten die a) herkenbaar Aprilia en b) revolutionair, spraakmakend en op niets wat er al is lijkend zou zijn. Ontwerper Miguel Galluzi, die eerder furore maakte met de Ducati Monster en Cagiva Raptor, wilde zelfs zo ver gaan en het kontje laten vervallen, aangezien een motor niet meer hoeft te omvatten dan twee wielen, een stuur, een zadel en een tank. En spraakmakend is het uiteindelijke design zondermeer. De kenmerkende neus met drie naast elkaar geplaatste koplampen en het extreem smalle en korte kontje met opmerkelijke vinnen die doorlopen over de tank maken dat de fiets vanaf kilometers afstand te herkennen is.

VB0420.jpg