Zoeken

Groot of klein: supermotards op hun breedst

3: WRX

3 december 2008

0249.jpg

Nog niet eens zo gek lang geleden maakten we,zoals gezegd, al kennis met Yamaha’s WRX 250. Een voortvloeisel van de R versie met grote wielen en noppenbanden en een zo echt mogelijke benadering van ‘the real thing’. Zodanig zelfs dat grotere broer 450 exact dezelfde uitrusting heeft en deze ook nog eens goed genoeg is voor ene Marcel van Drunen om er meerdere kampioenschappen mee te winnen. Echter, een enduro of wedstrijdmachine hoeft niet bijzonder rijk uitgerust te zijn en heeft onderhoudsintervallen in draaiuren in plaats van kilometers. Dat is niet al te praktisch in de dagelijkse stadsjungle. Het blok van de 250 echter is volgens Yamaha wél op deze taak berekend en kan naar hartelust volledig uitgewoond worden totaan de astronomische grens van 10.000 toeren waarbij het machientje een niet onverdienstelijke 30 pk levert. Niets om direct de vouwen mee uit je broek te rijden, maar meer dan genoeg om bij een volle dag Supermotocursus de overige cursisten met gemak bij te kunnen houden. En aan het eind van zo’n dag draai je enkel de spiegels weer terug en daar staat je boodschappenfietsje weer. Om dit voor elkaar te krijgen zit het blokje dan ook vol techniek en exotische materialen die op een R1 evenmin zouden misstaan.

0262.jpgNou vooruit, dan mis je de echte harde klappen wel een beetje, dat maak je eenvoudig goed door het blokje daadwerkelijk tot de rode streep uit te wringen. Een beetje onwennig in beginsel, als je verstand je nog poogt te overtuigen dat je na de eerste paar duizend toeren toch écht op moet schakelen. Voor je gevoel is de koek dan ook al lang op, maar zet je je eenmaal over die drempel heen dan merk je dat het vermogen eigenlijk niet afneemt bij het stijgen van de toeren en je dus nog dik veel over blijkt te hebben. Een dergelijk tweezijdig karakter uit zich op straat in een kalm gepruttel en een ingeschakelde zesde versnelling bij niet meer dan 50, 60 kilometer per uur. Draai de rol echter wat verder en je merkt dat je eigenlijk de hele tijd ver onder zijn kunnen hebt gereden. Ga er voor zitten en niet alleen valt er goed met het verkeer mee te komen, er zit zelfs een acceptabele bovengemiddelde kruissnelheid in.

Wat rijeigenschappen betreft komt het gekke ding knap dicht in de buurt van hoe het hoort. Met name het gebrek aan gewicht in combinatie met de brede ‘ik ben een gorilla’-zithouding laat je denken álles aan te kunnen, en dat klopt in de praktijk ook redelijk. Remmen voor de bocht hoeft haast niet, eenvoudig platleggen is vaak genoeg. En mocht het wel op remmen aankomen dan is een vinger meer dan voldoende om de aarde rond het voorwiel te kantelen, zij het met chirurgische precisie op de halve graad nauwkeurig. En zelfs dat is een keuze, schuif je gewicht iets verder naar achteren en in plaats van op te stijgen begint het achterwiel je –wederom onder volledige controle- langzaamaan in te halen. Vervolgens weer vol gas erop en niemand doet je wat. De vering is inderdaad van het kaliber “boeit niet wat eronder gebeurt, doorblaffen zullen we” en is desnoods nog verstelbaar. Reden genoeg dus om je af te vragen wat je nog meer zou willen.