Test: Triumph Bonneville T120 Black
Rijke geschiedenis
Inhoudsopgave |
---|
Test: Triumph Bonneville T120 Black |
Rijke geschiedenis |
De legende herboren |
Zondagsrijders |
Conclusie |
Technische gegevens |
Geen motor met zó een rijke geschiedenis als de Triumph Bonneville, die voor eeuwig is verbonden met grote namen als Steve McQueen, Elvis Presley en Evel Knievel. In 1959 lanceerde Triumph de Bonneville T120, ontworpen door Edward Turner die bij Triumph al verantwoordelijk voor verschillende modellen als de Speed Twin, de T100GP race-replica van de T100 waarmee E
rnie Lyons de eerste Manx Grand Prix won, de Thunderbird en de T110 Tiger, waarvan de Bonneville T120 was afgeleid. De motor was vernoemd naar de beruchte Bonneville zoutvlaktes in Utah, waar de Texaan Johnny Allen in 1955 en 1956 tot twee maal toe met de ‘Devil’s Arrow’ Triumph streamliner een nieuw snelheidsrecord werd gezet van 311 en 344 km/u.De ontwikkeling van de Bonneville T120 ging destijds zo snel dat hij geeneens in de 1959 Triumph catalogus stond vermeld. De eerste jaren had de Bonneville een motorblok met losse versnellingsbak, waarmee zonder aanpassingen een topsnelheid van 120 mijl per uur – vandaar de typeaanduiding T120 – kon worden gehaald. Om speedwobbles bij dit soort snelheden in te dammen werd vier jaar later de versnellingsbak in het motorblok geïntegreerd en kreeg de Bonneville een nieuw dubbelwiegframe met verstijvingen aan het balhoofd en de achterbrug.
De Bonneville T120 was voor Triumph een groot succes, alleen al in de Verenigde Staten – wat voor Triumph in die tijd de belangrijkste markt was – waren van de fiets in het meest succesvolle jaar 1967 zo’n 28.000 units verkocht. In 1971 kreeg de T120 een nieuw frame dat dienst deed als oliereservoir, in plaats van het gebruikelijke losse oliereservoir, een jaar later kreeg de Bonneville T120 tot slot een vijfversnellingsbak. De concurrentie had echter in die jaren niet stilgestaan en motoren met meer cilinderinhoud op de markt gebracht, waardoor de T120 door de 750cc T140 werd opgevolgd.
Ook op het circuit was de Bonneville T120 een succes. In 1967 won John Hartle de Production TT met een gemiddelde snelheid van 91,1 mijl per uur. Drie jaar later schreef Malcolm Uphill geschiedenis door als eerste coureur – nota bene vanaf een staande start – de eerste ronde van de Production TT de Mountain Course in een gemiddelde snelheid van meer dan 100 mijl per uur rond te gaan. Met een miniem verschil van 1,2 seconden versloeg hij de 5 ronden lange race Peter Williams op de Norton. Uphill pushte de T120 die race tot het uiterste, na de finishvlak bleek dat de voorste buis van het dubbel wiegframe middendoor was gescheurd. A
ls gevolg van Uphill’s ronderecord veranderde Dunlop de naam van de K81 banden waarmee was geracet in TT100. In 1968 sprong Evel Knievel met een Bonneville T120TT, die hij de bijnaam Color Me Lucky had gegeven, over de fonteinen van Ceasar’s Palace Casino in Las Vegas, maar verloor bij de landing de controle over de fiets en liep daardoor meerdere botbreuken op.De T120 kreeg in 1973 navolging in de T140, waarvan de cilinderinhoud naar 744cc was vergroot. De Bonneville T140 bleef in productie totdat de Meriden fabriek in 1983 failliet ging. Na de overname van Triumph door John Bloor werd de Bonneville T140 nog kortstondig bij een bedrijf genaamd Racing Spares in Devon geproduceerd, die dat in opdracht van Bloor deed. De T140’s uit die periode werden de Devon Bonnevilles genoemd. In 1988 werd de motor definitief uit productie gehaald.