Test Buell HNV 1125 R
2: New Kid in Town
Fotografie: Vincent Burger, Ed Smits
Deze motor is nieuw, anders, zoals geen enkele andere Buell ooit tevoren. Schijnt. Klopt ook wel, want voor het eerst is nu eens niet gebruik gemaakt van een al-dan-niet sterk gemodificeerd Harley blok. De krachtbron in deze machine komt uit….Oostenrijk. Bij Rotax om precies te zijn en die kennen we weer van…. onder andere Aprilia’s RSV modellen en variaties. Zeker in de vroege stadia een bom, dus dat belooft wat. Gebleven is echter de krappe blokhoek van 72 graden, dus enigszins herkenbaar zal het nog wel zijn. Helemaal loslaten schijnt toch een kunst te zijn. Verder wel overvierkant als het maar zijn kan, watergekoeld (jaja!), voorzien van injectie en zo nog een paar zaken die we bij dat oude blok ijzer nooit hadden hoeven verwachten.
Ok, injectie was al bekend, maar we hebben dan wel weer een slipperclutch. En nieuw blok of niet, de rest is voor het grote deel bekend van de XB-serie. Frame/tankcombinatie, ultrakorte wielbasis, de ‘zero torsional load’ voorrempartij (maar ditmaal met geen vier, geen zes maar liefst acht (!) remzuigers), een heleboel zaken laten je duidelijk merken waar je mee te maken hebt. En ook al is de waterkoeling nieuw en daarmee het probleem waar de radiator te laten, de oplossing straalt toch ook weer ‘made in USA’ uit zoals geen enkel ander merk dat kan. En mocht je het vergeten dan is daar altijd nog het digitale display wat je er bij opstarten aan herinnert met een niet al te subtiel “Buell Wisconsin” nog voordat je controle over de beschikbare informatie krijgt. Je moet het ze geven; eigenwijs zijn ze zeker.
Oh trouwens, niet dat het onze plaats is om over uiterlijk te oordelen – dat doe je lekker zelf maar- maar die luchthappers aan weerszijden, die kunnen dus gewoon niet anders. Daarbinnen huisvesten zich de twee radiateurs. Kleiner zou dus koelings-issues betekenen en dat wordt ‘m dan ook niet. Een andere oplossing zou zijn geweest om de radiator gewoon dwars tussen blok en wiel te plaatsen, maar daarvoor is volgens de filosofie geen plek. Blijft dus over de VTR aanpak en geef toe: er is hard over nagedacht. Meer wegwerken dan dit zal niet eenvoudig zijn.
One of these Nights
Ook nagedacht is er over de kuip, al is ook die meer dan voldoende voer voor discussie. Maar ook hier staan veel goeie stuurlui ergens op een pier werkloos te zijn, diegene die ’t heeft moeten doen zit uiteindelijk toch met zijn gat op de Bahama’s. Het is ook niet eenvoudig om als designer iets moois van een Buell te maken…. Eh, ik bedoel natuurlijk: zeikers hou je altijd. De moeilijkheid zit ‘m in het feit een motorfiets die volgens ‘de standaard’ enkele centimeters mist op cruciale plaatsen tóch aan te laten voelen alsof die extra centimeters er gewoon zijn. Zet de motor neer en kijk er van opzij naar en in eerste instantie lijkt de topkuip veel te ver boven het voorwiel uit te steken. Het tegendeel is echter waar; het is juist het voorwiel wat dichter bij zit dan anders. Dat valt ook uit de technische gegevens te herleiden, maar nog duidelijker is dat te zien vanuit de bestuurderspositie. Zit je eenmaal op de motorfiets, dan valt namelijk vooral op hoe normaal de machine geproportioneerd is. Kuip, alhoewel breed, zit precies daar waar je die verwacht, met alles wat zicht daarachter bevindt op de respectievelijk juiste plaats. Rand van het ruitje, tank, positie van de voetsteunen, alle deuken en inkepingen, handgrepen…..maar daar zit het ‘m juist in: stuur je blik naar beneden en je ziet dat de clipons (als je die zo mag noemen) bijzonder ver vóór de vorkpoten uitsteken. Qua geometrie wijst álles erop dat je met een normale motor op weg bent, kijk je nog eens goed dan zie je dat het voorwiel “te” dicht bij staat. En toch…het werkt wél.
Klein puntje van kritiek wel; juist omdat de kuip zo ver voor het voorwiel utisteekt, is er weinig voor nodig om bij manoeuvreren als eerste met de kuip iets te raken. Je zou daar maar staan in je steeg of schuur…
Witchy Woman
We zullen ‘m eens aanslingeren. Het is natuurlijk te verwachten dat de machine niet meer klinkt als een Buell, maar het gretige geweld wat ons vanuit het vooronder tegemoetkomt is toch duidelijk een ander koekje. Zeker als het gas eens een paar keer beroerd wordt, wordt pas duidelijk hoe graag dit apparaat toeren draait. Een groter contrast met het oude ‘we gooien er nog eens een handje kolen bij en wachten effies’ langeslagblok is haast niet denkbaar, met ongekende gretigheid zwiept de krachtbron er stijgende toerentallen uit. Kijk, nou hebben we het ergens over! Rotax he, was dat niet dezelfde fabriek als waar Aprila’s tweecilinders vandaan kwamen? Het is te merken. Groot verschil is echter wel dat waar de Italianen er alles aan gedaan hebben het blok zo diep mogelijk onder kuipdelen, vloeistofreservoirs en wat al niet meer te verbergen, het blok ditmaal redelijk in de vrije lucht draait en dat heeft zo zijn gevolgen voor de omgeving. Stil is toch beduidend anders; dit rammelt, ruist en rommelt nog meer dan een dieselgemaal bij open monumentendag. Kan best zijn dat het uitlaatgeluid mooi conform de eis is, het alternatief wat nu de kop opsteekt valt ook in twijfel te trekken. Dan liever een decibelletje te hard, daar kan niemand het mee oneens zijn. Toch?