Test: Kawasaki Vulcan S
Mooi geheel
Inhoudsopgave |
---|
Test: Kawasaki Vulcan S |
Cruisen, maar dan anders |
Mooi geheel |
Conclusie |
Technische gegevens |
De moeite die er in gestoken is werpt z’n vruchten af. Zo is de Vulcan gewoon een goed geheel als je ‘m ziet staan. En niets te overdreven, wat ‘m in bepaalde zin nog een soort ingetogen houdt. Zoals de titel al zegt is de term no nonsense de Vulcan op het lijf geschreven. Vooral geen overdaad: niet teveel chroom, geen moeilijke vormen en al helemaal geen blok waar moeilijk over gedaan hoeft te worden. Bijzonder modern voor een cruiser, bijzonder eenvoudig voor een nieuwe motor. Want behalve ABS is er aan electronica ook maar erg weinig te vinden. Het display, wat dan weer wel is overgenomen van z’n familieleden, laat je zien wat je nodig hebt en eigenlijk let je daar ook maar sporadisch op. Net zoals de optionele gear indicator die er wel op zit, maar zoals het een motor uit deze klasse betaamt, niet echt noodzakelijk is. Je rijdt ‘m toch op gevoel, als het goed is.
Door het gebruik van de bekende tweecilinder is de Vulcan nog best leuk te berijden. Zoals gezegd is de motor wel iets aangepast, maar niet zoveel dat ‘ie onherkenbaar is geworden. Het is nog steeds dezelfde lichte twin die we kennen van de anderen, die afkomst verloochent ‘ie niet. En dat betekent dat de toerenbegrenzer pas tegen de tienduizend toeren ingrijpt, ongekend voor ‘een cruiser met twee cilinders’. Anderen misschien, maar dus niet deze. Had Kawasaki gekozen voor bijvoorbeeld het W800 blok, dan was toch een compleet andere machine ontstaan. Dat was ook nooit de bedoeling overigens. Het moest gewoon een heel makkelijk en licht bedienbaar ding worden en wat is er dan beter dan die twin? En precies volgens verwachting loopt ’t dan herkenbaar als Barry White in een Darkroom, dit is dé paralleltwin zoals we ‘m kennen. Alleen… net even anders. De truc met de interne aanpassingen, waaronder ook een zwaarder vliegwiel voor nog meer souplesse, werkt en de motor loopt romiger dan ooit. Al zul je het echte verschil waarschijnlijk pas goed merken als je er een ER of Versys naast zou zetten. Door het aardige gewicht voelt het motortje toch ietsjes tam aan, het moet wel aan het werk. Maar echt traag wordt het niet en dan komt die toerenlimiet van 10.000 zo nu en dan toch goed van pas. Al zul je die waarschijnlijk in de praktijk zelden tegenkomen, puur op gevoel schakel je al veel eerder over naar een volgende versnelling.
Dat frame heeft nog een pluspunt: het houdt de boel netjes bij elkaar. Laag en stabiel en sterk genoeg om voor- en achterwiel in lijn te houden. Daarbij is de hoek van de voorvork zo gekozen dat de Vulcan lichtvoetig en voorspelbaar reageert, waardoor je er niet eens over hoeft na te denken en gewoon sturen kunt, net zo makkelijk als… nou ja, je snapt ‘t. De bediening is eveneens kinderspel en de verstelbare hendels een leuke bonus. Zou je toch niet verwachten op een ‘budgetfiets’. Van de rem hoeven geen wonderen verwacht te worden, maar deze werkt wel netjes binnen de perken, staat snel genoeg stil (remt écht wel af) zonder te bijten of te verrassen. Ook de achterrem, bediend met een ‘in stijl’ fors pedaal, doet ’t prima en is ook echt goed te gebruiken. Uiteindelijk is het nog de zitpositie die als eerste zorgt voor het idee een pauze in te willen lassen, iets wat inherent is aan het genre waar de motor zich in bevindt. Dus eigenlijk is dat de Vulcan ook niet eens zelf aan te rekenen. Bovendien is daar mogelijk met toepassing van de Ergo onderdelen nog wat aan te doen ook, het zou kunnen.