Multi-test: 1000cc Superbikes
Twist of the wrist
Een nieuwe dag met nieuwe kansen. Het volgende deel van onze vergelijkingstest zullen we voornamelijk over snelle verbindingswegen en snelle bergpassen rijden. Via Lech en Landeck door het Inntal en de Rechenpaß richting Bolzano. Eindbestemming zijn de Italiaanse Dolomiti, waar we "s avonds de ervaringen van de dag wederom de revue laten passeren.
Met kop en schouders Er is duidelijk één motor die met kop en schouders boven de rest uitsteekt als het op de Durchzug aankomt: De GSX-R1000. Niet alleen heeft hij van onderuit het allerkrachtigste blok, je bent daarbij gezegend met een erg ruime en ontspannen zit, goede bescherming van de kuip en een perfect functionerende injectie. De Fireblade had hier ook goed kunnen scoren, ware het niet dat de te lange eindoverbrenging maakt dat je eerder dan gewenst terug moet schakelen. Bij de R1 misten we wederom de trekkracht onderin. En de ZX-10R? Tsja, het probleem bij die motor is dat hij je continue blijft uitdagen. Motorisch doet hij het prima, maar wel op een manier alsof hij tegen je zeggen wil: "Kom op joh, geef nu eens gas. Hurt me, please!"
Speeltuin
En dan: de bergpassen. Speeltuin voor veel motorrijders en dus ook reisdoel van deze vergelijkingstest. Natuurlijk, het zijn niet de meest ideale motoren om mee in de bergen te rijden. Die eer gaat nu eenmaal naar bijvoorbeeld SuperMotards, maar probeer met dat soort motoren eens lange afstanden te rijden. Feit is dat het overgrote merendeel van ook Supersport rijders bergen als ideale uitlaatklep ziet. Dus is de vraag gerechtvaardigd hoe deze motoren het er in deze speeltuin vanaf brengen.
Gevoel vs. realiteit
Laten we ditmaal bij de ZX-10R beginnen. Dit is een motor waarbij sturen kinderspel lijkt. Je gooit hem nog gemakkelijker dan gemakkelijk van het ene op het andere oor en de motor sleurt je naar de volgende bocht met een acceleratie die ongekend is. In het toerengebied tussen de 3000 en 9000 tpm lijkt deze ZX-10R dan ook onverslaanbaar en geeft je daarom de indruk harder dan ooit te rijden, waarbij niets of niemand nog in staat is jou bij te houden.
Totdat je in je spiegel kijkt en tot je grote verbazing die Fireblade nog steeds aan je achterwiel zit geplakt. Waarbij die Hondaman juist helemaal niet het idee heeft zo hard aan het rijden te zijn. Gevoel en werkelijkheid liggen dan ook mijlenver uit elkaar. Dan de Suzuki. Op die motor is het zwaar werken. Hij stuurt precies en is daarbij heel erg stabiel (bijna net zo goed als de Honda), maar voelt duidelijk zwaarder aan dan zijn collega"s en vraagt dan ook meer fysieke kracht van zijn berijder.
Best of both worlds
De R1 zit qua rijden precies tussen de Fireblade en de ZX-10R in. Hij heeft de stabiliteit van de Honda en de rijsensatie van de Kawasaki. De motor voelt en stuurt als een R6, maar dan met een vermogen van 150 pk aan het achterwiel. En ondanks dat deze motor eigenlijk "the best of both worlds" is, heeft hij twee nadelen. Nadeel één: de rijsensatie. De rijsensatie die je op deze motor beleeft is ongekend, alleen begint het pas bij 10.000 tpm. En laat dat net het gebied zijn wat je normaal gesproken amper zult gebruiken op de openbare weg. Hierdoor mis je een deel van de fun die de R1 zo goed ten toneel kan spreiden. Nadeel twee: het vermogen en koppel onderin. Of beter gezegd: het ontbreken van vermogen en koppel onderin. Onder de 5000 tpm heeft de R1 van alle vier de motoren het laagste koppel en minste vermogen en dat merk je. Hoe krapper de wegen en de bochten, hoe lastiger het rijden is met de R1. Onze vermoedens worden dan ook bevestigd op het moment dat een lokale Italiaan op een BMW R1100RS ons de weg wijst. Alleen een slippende koppeling weet de R1 rijder voor een regelrechte afgang te behoeden.