Test: Suzuki GSX-S1000
Conclusie
Waar bij de concurrentie het sportieve Naked segment zich steeds meer richting 200 pk Hypernakeds ontwikkelt, is Suzuki bij de ontwikkeling van de tweede generatie GSX-S1000 vast blijven houden aan de ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’ filosofie. Tenminste, wat papieren cijfertjes betreft. Leg de specificaties van de oude en de nieuwe naast elkaar en je zou denken amper verschil te zullen voelen, maar de werkelijkheid had niet verder van die cijfertjes kunnen staan. Zo grondig als Suzuki het design heeft aangepakt, zo grondig zijn ook de verschillen die met name aan het motorblok zijn doorgevoerd. Over laagvliegers gesprokenMet als resultaat een eenliter Naked sport die z’n voorganger op alle vlakken overklast. De krachtsexplosie vanaf lage toeren tot het vijfcijferige gebied is fenomenaal en sterkt je overtuiging dat de 152 pk fabrieksopgave een ‘vanaf’ waarde moet zijn geweest – datzelfde getal aan het achterwiel komt dichter bij z’n werkelijke waarde in de buurt.
Tel daarbij op dat ‘ie een perfect werkende up/down quickshifter heeft, lichtvoetiger stuurt, beduidend betere banden en Brembo remmen heeft en over elektronische hulpjes beschikt die, ondanks de afwezigheid van een 6-assige IMU om zaken hellingshoekafhankelijk te kunnen regelen, op een hoger niveau staan dan z’n voorganger (mede doordat Suzuki op ride-by-wire gasklepbediening is overgegaan), dan zouden we niet weten wat succes in de weg zou kunnen staan. Zeker niet als je ook nog eens z’n prijskaartje in ogenschouw neemt: leg 15 duizend euro op tafel en je krijgt nog 1 euro terug (€ 13.149 BE) en dat is een koopje als je het met de concurrentie vergelijkt.
Dat blok, nondedju, heerlijke stuurfiets, goede elektronica, kek design, dat blok, nondedju!
Geen TFT, voorrem had wat meer bite mogen hebben, geen IMU